IN WELKE SECTOREN ZIJN MENSEN MET AUTISME WERKZAAM?
Werken met autisme: grote kans dat je het al doet (zonder dat je het weet). Stel je voor: in je team zit iemand die altijd op tijd is, tot in de puntjes werkt, patronen sneller ziet dan een algoritme en zelden meedoet aan kantoorpolitiek. Grote kans dat diegene autisme heeft. Nog grotere kans dat je dat niet weet. En dat is precies waarom we het hier over moeten hebben.
​
Niet alleen in de IT
Als je aan “werken met autisme” denkt, is de kans groot dat je brein automatisch richting tech of IT schiet. Dat beeld klopt deels — maar het is eenzijdig. Uit grootschalig Nederlands onderzoek (Goldfarb et al., 2024) blijkt dat mensen met autisme véél breder vertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt dan vaak wordt gedacht.
Sterker nog: de sector waar ze het vaakst werken is niet IT, maar zorg en welzijn. Daarna volgen IT en de sector overheid/defensie/goede doelen. Dus ja, ook bij de gemeente of in een zorginstelling zitten waarschijnlijk mensen met autisme. Misschien zelfs die collega die je als extreem toegewijd, wat stilletjes, maar briljant precies kent.
​
Herkenbaar? Ja. Herkend? Vaak niet.
Veel mensen met autisme krijgen pas op latere leeftijd een diagnose. En een nog grotere groep blijft onder de radar. Niet omdat ze zich “verstoppen”, maar omdat ze zich jarenlang hebben aangepast aan de norm. Dat kost energie. En als die norm te rigide is, haken mensen vroeg of laat af. Wat je ziet, is dat ze óf onder hun niveau werken, óf steeds van baan wisselen, óf uitvallen met stress- of burn-outklachten. Niet omdat ze het werk niet aankunnen, maar omdat het werk hen niet aankan.
​
Wat staat hen dan in de weg?
De uitdagingen zijn vaak niet inhoudelijk. Ze liggen eerder in de randvoorwaarden: te veel prikkels op kantoor, vage instructies, onverwachte meetings, sociale spelletjes. Het zijn precies die dingen die voor veel neurotypische mensen "gewoon werk" zijn, maar voor iemand met autisme funest kunnen zijn voor hun functioneren — en dus ook voor hun werkplezier en loyaliteit. Voeg daar een flinke portie onbegrip aan toe (“Waarom is hij zo stil?”, “Waarom reageert zij zo direct?”) en je hebt een recept voor frustratie aan beide kanten.
​
Wat werkt dan wél?
De goede berichten? Veel. En het hoeft niet ingewikkeld te zijn.
Autistische mensen gedijen bij duidelijkheid. Bij structuur. Bij werk waarin ze kunnen doen waar ze goed in zijn, zonder sociaal toneelstuk erbij. Ze hebben vaak een ijzersterk verantwoordelijkheidsgevoel, zijn loyaal tot op het bot en als hun werk matcht met hun interesse, zijn ze niet te stoppen.
Een paar simpele aanpassingen kunnen al wonderen doen: vaste routines, een rustige werkplek, duidelijke verwachtingen, één aanspreekpunt. Geen rocket science — gewoon goed werkgeverschap.
​
Diversiteit in meer dan alleen afkomst of gender
We praten veel over inclusiviteit, maar vergeten vaak neurodiversiteit. En dat terwijl het net zo essentieel is. Dit onderzoek laat ook zien dat autistische vrouwen relatief vaker in de zorg werken, terwijl mannen vaker in IT zitten — maar dat er binnen die groepen juist veel variatie zit. Niet elke autist is een techneut, niet elke techneut is autistisch.
​
En misschien moeten we stoppen met zoeken naar ‘de typische autist’, want die bestaat niet. Net zomin als de typische werknemer.
Conclusie: waarschijnlijk werk je al met iemand met autisme.
Nu nog bewust.
De kans is groot dat je al samenwerkt met iemand met autisme. De vraag is: weet je het, en ondersteun je diegene optimaal? Of laat je onbewust kansen liggen?
​
Autisme hoeft geen obstakel te zijn op de werkvloer — het is juist vaak een onderbenut talent. Maar dan moeten we wél af van het stereotype en toe naar de mens. De collega. De professional.
Kijk eens rond in je team. Of in de spiegel. En stel jezelf dan één simpele vraag: wat zou het voor iemand met autisme makkelijker maken om hier elke dag het beste van zichzelf te geven?
Dat antwoord is meestal verrassend simpel. En het begint bij bewustwording.
